• Snel herstel met onze oefeningen
  • Trainingsprogramma’s op maat
  • Betrouwbare informatie van de sportzorgprofessional

Amputatie

Sportbeoefening is een van de meest populaire manieren om vrije tijd te besteden; ruim 40% van de Nederlandse bevolking doet aan een vorm van sportbeoefening. Van de groep mensen met een lichamelijke handicap (9% van de Nederlandse bevolking), zoals bijvoorbeeld een amputatie, ligt dit percentage veel lager: 1,4%. Naast nadelen, bijvoorbeeld in de vorm van het optreden van blessures, heeft sportbeoefening ook veel voordelen. Afgezien van het feit dat sporten ook voor mensen met een lichamelijke handicap een plezierige bezigheid kan zijn, is uit onderzoek gebleken dat regelmatige lichamelijke activiteit kan leiden tot verhoging van de stemming, vergroting van het zelfvertrouwen en een betere acceptatie van de handicap. Daarnaast kan sportbeoefening vereenzaming voorkomen of doorbreken en heeft het positieve effecten op de lichamelijke gezondheid. Zo neemt de kans van hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk en botontkalking af en zal het algeheel uithoudingsvermogen toenemen. Reeds tijdens het revalidatieproces kunnen de bovenbeschreven positieve effecten van het sporten worden nagestreefd. Eén van de groepen patienten met een lichamelijke handicap waarvoor sportbeoefening van groot belang kan zijn betreft de patiënten met een amputatie van (een deel van) het been. Met name door de ontwikkeling van nieuwe prothesetechnieken en –materialen en de inspanningen van Gehandicaptensport ENderland neemt sinds de jaren ’80 de actieve deelname aan het sporten door deze patienten toe.

Veelal blijkt er geen (speciale) prothese voor sportbeoefening noodzakelijk te zijn. Dit is het geval als gekozen wordt voor het gebruik maken van een rolstoel, zoals bij rolstoeltennis, -basketbal, -bowling of –hockey. Ook wordt regelmatig gekozen voor het sporten zonder een prothese bij een aantal water- en sneeuwsporten.

Wordt er wel gebruik gemaakt van een prothese bij het sporten dan kan meestal worden volstaan met geringe aanpassingen aan de bestaande prothese. Een voorbeeld hiervan is een toe-clip bij het fietsen.
Soms echter zijn uitgebreidere aanpassingen noodzakelijk waardoor het onontkoombaar wordt om een aparte sportprothese te laten vervaardigen. Zo zal bijvoorbeeld een prothese speciaal gemaakt om mee te kunnen sprinten niet geschikt zijn om gewoon mee te kunnen lopen.

De keuze al dan niet gebruik te maken van een speciale sportprothese hangt niet alleen af van de tak van sport maar ook van het niveau waarop wordt gesport. Over het algemeen zal een hoger (wedstrijd-)niveau ook hogere eisen aan de prothese stellen voor wat betreft belastbaarheid en materiaaleigenschappen, waardoor vaker gekozen zal worden voor een speciale sportprothese.

Voordat het maken van een keuze uit de diverse materialen waaruit de sportprothese bestaat zijn een aantal gegevens van belang. Informatie over de lichaamslengte en het gewicht, de kwaliteit van de amputatiestomp, eventuele dwangstanden in gewrichten en de kracht van de relevante spieren is van belang. Een optimale stomplengte en een goede huidbedekking zijn voorwaarden voor het kunnen weerstaan van de relatief zware stompbelasting tijdens de sportbeoefening. Verder dient een goede indruk te worden verkregen van het niveau van de gewenste sportactiviteiten en de eisen die de patiënt stelt aan het uiterlijk van de prothese. Bij de materiaalkeuze speelt verder uiteraard de kennis en ervaring van zowel de orthopedisch instrumentmaker als de revalidatiearts en de rest van het revalidatieteam een belangrijke rol.

Enerzijds moeten de toegepaste materialen sterk en belastbaar zijn, anderzijds dient de sportprestatie door de prothese zo weinig mogelijk te worden beperkt, beter nog, gestimuleerd worden. Zo moet bijvoorbeeld rekening gehouden worden met het gewicht van de prothese.
De prothesekoker dient een optimale vorm te hebben om inwerkende krachten adequaat te kunnen weerstaan en de bevestiging van de koker aan de stomp moet goed zijn om te voorkomen dat de prothese bij het sporten loslaat. In sommige gevallen wordt daarom gesport met een extra bevestigingsbandage. Tenslotte hebben vochtabsorberende kokers de voorkeur in verband met het zweten.

Bij bovenbeen amputaties en amputaties door de knie dienen de ingebouwde kniescharnieren niet alleen sterk en slijtvast te zijn, ook moet de weerstand tegen buigen en strekken goed regelbaar zijn. Dit laatste is een voorwaarde voor een goede manier van bewegen tijdens het sporten

Hardlopen
Hardlopen is niet alleen op zich een tak van sport maar het vormt ook de basis voor veel andere sporten. Voor amputatiepatiënten blijkt het een moeilijk te beoefenen sport. Dit komt onder andere doordat de prothesevoorziening vaak problemen oplevert. Het mag duidelijk zijn dat voor een prestatie op wedstrijdniveau naast een optimale prothese een goed trainingsprogramma een voorwaarde is.

Veelal kunnen patiënten met een bovenbeen amputatie, gebruik makend van een bovenbeenprothese, niet op dezelfde manier hardlopen als mensen die niet zijn geamputeerd. Alleen de betere hardlopers zijn in staat om met een “normaal” looppatroon te kunnen hardlopen. Ter compensatie lopen de overige bovenbeengeamputeerden meestal met een tussenpas: een dubbele standsfase. Deze wijze van hardlopen kost veel energie, waarbij de kracht met name door het gezonde been en door extra bewegingen van de armen en de romp wordt geleverd. Diverse aanpassingen zijn ontwikkeld om dit looppatroon te normaliseren.
Het protheseonderdeel waar het meest onderzoek naar is gedaan op het gebied van toepassing bij hardlopen is de voet. Samengevat kan gezegd worden dat “energy-storing feet” de voorkeur verdienen. Omdat deze voeten zoveel energie terug geven zijn ze meestal niet geschikt voor dagelijks gebruik. Dit geldt in nog sterkere mate voor de op maat gemaakte sprintprothesen. Gebruikers hebben daarbij vaak het gevoel dat ze “gelanceerd” worden. Bij het voorschrijven en aanmeten van een sport-prothesevoet moet rekening gehouden worden met de lengte en met name het gewicht van de sporter: hoe zwaarder de sporter, des te stijver de voet.
Tot slot een voorbeeld van een recept van een hardloopprothese die in gebruik is bij een patiënt met een enkelzijdige onderbeen amputatie. is opgebouwd uit een Tec®-binnenkoker, een lichtgewicht koolstof buitenkoker en een Re-flex-voet®. Met deze prothese is de patiënt onder andere in staat om met succes een halve marathon te lopen.

Fietsen
Het voordeel van fietsen ten opzichte van hardlopen is de geringere belasting van de stomp. Verder zijn er, als de patiënt met prothese wil fietsen, weinig specifieke aanpassingen nodig. Optimale benutting van de kracht kan worden bereikt door de middenvoet van de prothesevoet op de pedaal te plaatsen. Gebruik kan worden gemaakt van een toe-clip, ook aan de niet-geamputeerde zijde. Zodoende kan ook de opwaarts gerichte kracht worden benut.

Bij patiënten met een bovenbeenamputatie is extra aandacht nodig voor het zadel. Om bij het fietsen met een prothese voldoende ruimte te garanderen voor de weke delen geniet een smal, soepel zadel de voorkeur.

Zwemmen
Zwemmen is voor veel patiënten niet alleen een plezierige vorm van recreatie maar ook een goede manier om het lichaam te trainen. De meeste zwemmers maken daarbij geen gebruik van een prothese, hoewel als voordeel wel wordt aangegeven dat het lichaam stabieler in het water ligt bij het gebruik van een prothese en de voortstuwing efficiënter is. Als er wel gebruik gemaakt wordt van een prothese betreft het vaak een speciale voorziening, zoals bijvoorbeeld de Otto Bock® onderbeen-zwemprothese. Deze zwemprothese is hol en vult zich met water als de gebruiker zwemt. Bij het verlaten van het zwembad loopt de prothese leeg, waartoe een gat ter hoogte van de enkel is aangebracht.

Een ander voorbeeld betreft een prothese met als kenmerk dat het enkelscharnier in twee standen is te fixeren. Tijdens het lopen staat de enkel recht (plantigraad) terwijl bij het zwemmen de enkel in 30° gestrekt (in plantairflexie) kan worden vastgezet.
Bovenbeengeamputeerden kunnen gebruik maken van een speciale waterdichte prothese met een éénassige knie met vaststelling (Otto Bock®). De vaststelling kan gebruikt worden bij het lopen.

Paardrijden
Meestal zijn voor het paardrijden door een patiënt met een amputatie weinig aanpassingen nodig. Voor beginners is het echter wenselijk om een extra steunmogelijkheid aan het zadel te bevestigen in verband met mogelijke evenwichtsproblemen. Daarnaast verdienen de stijgbeugels extra aandacht. Bij een val moet de prothesevoet zonder problemen uit de beugel kunnen komen terwijl anderzijds tijdens het rijden de voet niet te gemakkelijk los mag raken.

Als de patiënt gebruik maakt van een prothese dan kan het wenselijk zijn om enige aanpassingen in de uitlijning door te voeren. Uiteraard moet de prothese goed zijn afgewerkt: geen scherpe of uitstekende randen die het paard zouden kunnen verwonden.
Bij het gebruik van een bovenbeenprothese bestaat het gevaar dat weke delen (spieren, huid) bekneld kunnen raken. Verder verdient het de voorkeur om de knie tijdens het rijden in buigstand te fixeren. Dit kan met behulp van een bandage of, indien van toepassing, met het in de knie ingebouwde knievaststellingsmechanisme.
Bij een dubbelzijdige bovenbeenamputatie is meestal een aangepast zadel noodzakelijk, waarbij bijvoorbeeld een op maat gemaakte kuipzitting kan worden vervaardigd.

Skiën
Skiën is een attractieve en relatief veilig sport voor amputatiepatiënten mits geïnstrueerd door een goede instructeur. Per amputatieniveau is een aantal aanpassingen mogelijk. Bij enkelzijdige onderbeenamputaties is het naar voren plaatsen van het lichaamszwaartepunt een voorwaarde voor een goed evenwicht, een optimaal draaivermogen en beheersing van snelheid bij het skiën. Dit kan bereikt worden door een hakverhoging (twee tot drie centimeter) toe te passen. Een nadeel hiervan is echter dat er dan een grotere druk op de pezen van de kniebuigspieren wordt uitgeoefend. Een beter alternatief is het naar voren plaatsen van de koker ten opzichte van de rest van de prothese. Daarbij moet wel de lengte van de prothese worden aangepast aan de lengte van het niet-geamputeerde been.

Aan de koker worden hoge eisen gesteld. De pasvorm moet perfect zijn om draaikrachten te kunnen weerstaan en om de huid van de stomp te beschermen, gegeven de afwijkende uitlijning.
Beginnende skiërs lijken meer baat te hebben van een relatief stabiele voet terwijl voor gevorderden een meer flexibele voet geschikt is. In verband met de grootte van de inwerkende krachten moeten de onderlinge verbindingen tussen de diverse onderdelen worden versterkt, bijvoorbeeld met koolstofvezels.
Bij een dubbelzijdige onderbeenamputatie wordt veelal gebruik gemaakt van de ‘vierpunts-techniek’. Daarbij steunt de patiënt op twee onderbeensprothesen en op twee aangepaste ski-stokken waaronder miniski’s zijn gemonteerd.
Patienten met een enkelzijdige bovenbeenamputatie maken nagenoeg nooit gebruik van een prothese bij het skiën. Wel worden de eerder genoemde aangepaste skistokken toegepast.
Bij patiënten met een dubbelzijdige bovenbeenamputatie zijn er meerdere mogelijkheden. Zo kan er gebruik gemaakt worden van verkorte prothesen zonder kniemechanisme of van een ski-slee al dan niet in combinatie met een zitorthese.

Om op wedstrijdniveau te kunnen sporten wordt gebruik gemaakt van speciale, meestal in kleine aantallen geproduceerde, onderdelen. Dit brengt hoge kosten met zich mee. Een probleem vormt echter de financiering: sportprothesen worden in Nederland niet vergoed. Topsporters kunnen met behulp van sponsoring vaak nog wel in hun onkosten voorzien maar voor recreatiesporters, overwegend niet in staat om sponsorcontracten in de wacht te slepen, zijn de financiële drempels meestal te hoog. Dan moet worden gekozen voor het sporten zonder prothese of wel voor het aanpassen van een bestaande (oude) prothese aan de eisen van de sportbeoefening.

Rienk Dekker, revalidatiearts UMC Groningen

Zoek een sportzorgprofessional