Bijeenkomst Doping in de ongeorganiseerde sport
Mogen (sport)artsen ingaan op hulpvragen over prestatiebevorderende middelen, of …… moeten ze dat?
-1_YXJfMTI4MHg2NDBfZF8xX2pwZ18vX2Fzc2V0L19wcml2YXRlL25ld3MvMzg_bd477993.jpg)
Mogen (sport)artsen ingaan op hulpvragen over prestatiebevorderende middelen, of ...... moeten ze dat?
Datum: vrijdag 2 december 2011, 14.15 - 16.15 uur
Locatie: Efteling te Kaatsheuvel
Het strenge anti-dopingbeleid in de topsport wordt – onbedoeld – ook van toepassing geacht voor de ‘breedtesport’. De meeste (sport)artsen willen niets te maken hebben met prestatiebevorderende middelen en hulpvragen hierover van bijvoorbeeld bodybuilders. Dat staat op gespannen voet met het rapport van de Gezondheidsraad uit 2010 over dopinggebruik in sportscholen. De Gezondheidsraad legt het verband met verslavingszorg en adviseert onder andere sportartsen in te zetten bij het adviseren van mensen die vragen hebben over – of problemen als gevolg van - gebruik van middelen ter verbetering van hun figuur en/of prestaties. Hoe kijkt u daar tegenaan?
De doelgroep is breed: iedereen die via zijn/haar werk/hobby te maken heeft of kan krijgen met dopingvraagstukken binnen de ongeorganiseerde sport (artsen, fysiotherapeuten, bewegingswetenschappers, trainers/coaches, fitnessbegeleiders, enz.).
Deze sessie maakt onderdeel uit van het Sportmedisch Wetenschappelijk Congres 2011.