• Snel herstel met onze oefeningen
  • Trainingsprogramma’s op maat
  • Betrouwbare informatie van de sportzorgprofessional

Korfbal

Het korfbalseizoen is vrij lang. De veldcompetitie start in augustus en eindigt in juni en bestaat uit twee helften met in totaal 16 wedstrijden. Daarnaast is er ook nog de zaalcompetitie. De zaalcompetitie loopt van november tot en met april en bevat ook 16 wedstrijden. De samenstelling van een korfbalteam kan bestaan uit alleen meisjes/vrouwen, het dameskorfbal, of uit mannen en vrouwen, het gemengde korfbal. Het team bestaat dan uit 4 vrouwen en 4 mannen, gelijk verdeeld over de twee vakken.

Op deze pagina geven wij antwoord op de volgende vragen over korfbal:

  1. Hoe gaat korfbal in zijn werk? En wat heeft dat voor invloed op de belasting van de korfbalspeler?>
  2. Welke blessuregevoelige spelsituaties komen bij korfbal voor?>
  3. Wat zijn de meest voorkomende korfbal blessures?>
  4. Welke blessures komen ook regelmatig voor bij korfbal?>

Beweging en belasting korfbalspeler

Door de indeling in twee vakken (een aanvalsvak en een verdedigingsvak) is er nooit sprake van een gelijkmatige continue belasting. Een bal is bij het zaalkorfbal gemiddeld 20 seconde tot 1 minuut in een vak. Bij het veldkorfbal is dat vaak wat langer. Daarnaast is het afhankelijk of er met of zonder schotklok gespeeld wordt.

Schotklok bij korfbal

In de hogere klasses van het wedstrijdkorfbal wordt in de zaalcompetitie gespeeld met een schotklok. De schotklok start wanneer de bal het vak binnenkomt en telt af van 25 naar 0 seconde. Binnen dit tijdsbestek moet de bal de korf geraakt hebben. Wanneer dit gebeurt telt de schotklok opnieuw af vanaf 25 seconde. Door deze schotklok komt er tijdsdruk op het organiseren van de aanval en het (snel) nemen van een schotpoging. Hierdoor is het spel met schotklok vaak sneller en intensiever. Door de schotklok kan de bal juist snel (bij het niet goed organiseren van de aanval) terug naar het andere vak gaan, maar wanneer de aanval goed opgezet wordt en er meerdere pogingen achter elkaar genomen worden, duurt dit langer.

15816-Push-sports-Korfbal-Banner-Sportzorg-400x600-Kicx_v6.jpg

Korfbal kortdurende explosieve acties

Gedurende de tijd dat de bal in het vak van de speler/speelster is, is er sprake van een intensieve inspanning, zowel voor de aanvaller als voor de verdediger. Korfbal specifiek zijn de vele kortdurende explosieve acties (springen, sprinten en schieten) waarbij relatief veel anaerobe arbeid verricht wordt. In de herstelfase (wanneer de bal in het andere vak is) is vooral het aerobe systeem actief.

Iedere korfballer heeft een persoonlijke tegenstander van hetzelfde geslacht. Door de wisselende vak opstelling verschilt de functie van een speler geregeld. De ene periode is hij of zij aanvaller, de volgende periode verdediger. In elk vak gaat de korfballer een onderling duel aan met de tegenstander. Doel van de aanvaller is de opponent kwijt te spelen, zodat een vrije scoringskans ontstaat. De directe tegenstander laat zich niet zomaar afschudden en zit de aanvaller dicht op de huid om het scoren te beletten.

De aanvaller maakt talloze bewegingen en schijnbewegingen om los te komen van zijn tegenstander. Zich vrij spelen kan gebeuren door de tegenstander snel voorbij te lopen voor een doorloopbal of zich zijwaarts of achterwaarts te onttrekken aan deze tegenstander voor een schotpoging. Daarnaast kan er bij overtredingen nog gescoord worden uit een vrije bal (hierbij mag de bal niet direct op de korf worden geschoten, maar moet deze eerst door een medespeler aangeraakt worden) of uit een strafworp (een directe scoringskans zonder inmenging van de tegenstander).

De mate van de inspanning is wel afhankelijk van de functie, die vervuld wordt in een vak samenstelling. Zo zal de hoofdaanvaller zich bij een aanvalsactie meer moeten inspannen dan de medespeler, die op dat moment een steunende taak heeft (bv de bal aangeven of juist de bal afvangen na een schotpoging). Zo ook de verdediger van de hoofdaanvaller in vergelijking met de verdediger van de medespeler.

Een korfballer of korfbalster onderscheidt zich door een goede coördinatie, een grote flexibiliteit, een snel reactievermogen, goede sprongkracht, een hoge startsnelheid met daarbij een adequaat aeroob uithoudingsvermogen. Absolute kracht is een conditionele factor, die van ondergeschikt belang is bij korfbal.

 

4 blessuregevoelige spelsituaties bij korfbal

Om te komen tot een sporttakgerichte advisering is kennis nodig van de meest belastende momenten in de korfbalsport. De vier meest blessure-gevoelige spelsituaties bij korfbal zijn:

  1. Sprongduel
  2. Man-to-man-duel
  3. Contactblessures
  4. Overgang veld-zaal-veld

Sprongduel

Het frequent terugkomende springen vindt meestal in een duelvorm plaats, waarbij lichamelijk contact kan optreden. Balansverstoringen in de lucht kunnen aanleiding geven tot een verkeerde landing, met als gevolg acute distorsies van knie of enkel ('door je enkel gaan').
Het veelvuldig aangaan van sprongduels leidt ook regelmatig tot overbelastig (surmenageletsels) van knie en enkel. Voorbeelden hiervan zijn: retropatellaire chondropathie, apexitis patellae, achillespeesklachten en scheenbeenirritaties (shin splints). Dit soort letsels reageren meestal afdoende op een tijdelijke vermindering van explosieve bewegingsvormen als sprinten en springen, in combinatie met een verbetering van de schokdemping via goed schoeisel en visco-elastische inlegzolen. Aandoeningen aan de knieschijf (ligamentum patellae) zijn vaak goed te verhelpen door middel van een patellapeesbandje.

Man-to-man-duel

Door de vele draaingen van de knie (endo- en exorotaties) worden hoge eisen gesteld aan de actieve en passieve stabilisatoren van het kniegewricht. Door een spierdysbalans kunnen torsietrauma's ontstaan, waarbij vooral kniebandletsels optreden. Het bewegingspatroon van zowel aanvaller als verdediger brengt vele pro- en supinatie bewegingen in het enkelgewricht met zich mee. Enkelbandletsels komen in de korfbalsport het meest vaak voor. Het gaat hierbij vooral om hernieuwde inversietrauma's bij reeds eerder gekwetste enkelbanden. De blessurepreventie dient zich dan ook vooral op de recidiverende enkeldistorsies te richten.

Contactblessures

Contactblessures kunnen ontstaan door contact met tegenstanders, bal of korfbalpaal. Zij hebben relatief een klein aandeel in het totale aantal blessures. Alleen de handblessures (en dan vooral de vingers) verdienen extra vermelding. Door verkeerd vangen van de bal kunnen distorsies en contusies van de interphalangeale gewrichten ontstaan. Deze herstellen meestal traag maar leiden zelden tot langdurig sportverzuim. Functiebeperkingen van de vingers worden bij korfballers dan ook frequent aangetroffen. Tapen van de vingers is daarbij als secundaire preventie zeer effectief.

Overgang veld-zaal-veld

In de overgangsmaanden november/december en maart/april doen zich vaak aanpassingsproblemen voor door verandering van de ondergrond van het speelveld. Dit uit zich vooral in hiel- en peesblessures, zoals achillespees- en patellapeesklachten, vooral in de overgangsfase veld- naar zaalcompetitie. De veranderende, vaak hardere, ondergrond, die aan dit soort blessures ten grondslag ligt, kan deels worden opgelost door schokabsorberend zaalschoeisel in combinatie met de reeds eerder genoemde visco-elastische inlegzolen. Op het veld komen door het ongelijke oppervlak, zoals gras of gravel, vaker inversietrauma's (je enkel naar binnen klappen - 'door je enkel gaan') van de enkel voor.

Stabiliteitsonderzoek enkel bij korf bal

Een stabiliteitsonderzoek van de enkels is bij een korfballer essentieel. Bij een bestaande ligamentaire laxiteit kunnen meerdere adviezen worden verstrekt. Korfbalschoeisel met een hoog oplopende schacht is altijd raadzaam. Verder zijn enkeltaping of een ankle-brace nodig om de lokale hypermobiliteit tegen te gaan. Spierversterkende oefentherapie van de peroneusspieren is ook gewenst.

Meest voorkomende korfbal blessures

De meest voorkomende blessures bij korfbal zijn:

Enkelverzwikking

Jaarlijks lopen ongeveer 500.000 Nederlanders een enkelletsel op, waarvan het merendeel door sport. Binnen het korfbal neemt de enkel ongeveer 40% van de jaarlijkse 40.000 sportletsels voor haar rekening. Met andere woorden naar schatting 16.000 enkelblessures per jaar, alleen al in het korfbal. Dit zijn zowel lichte als ernstige letsels. Alle reden om te bekijken hoe deze nummer 1 op de korfbal-blessureranglijst te voorkomen is.

Wat is een enkelverzwikking?

Door de verzwikking zijn het kapsel en sommige banden van het enkelgewricht gedeeltelijk of geheel ingescheurd. Dat valt op te merken aan een duidelijke zwelling, pijn en bewegingsbeperking. Het is ook heel normaal als er een blauwe verkleuring rondom de enkel en voet is opgetreden.

Wat merkt een sporter?

De pijn bij een acute enkelverzwikking zit doorgaans aan de buitenzijde. Daar ontstaat meestal de zwelling. Soms is ook de binnenzijde pijnlijk.
Op de voet staan kan wel, maar je kunt de voet dan vaak niet meer goed buigen en strekken. De voet teveel laten afhangen veroorzaakt pijn. Daarom is bij acute pijn en zwelling altijd een gerichte behandeling gewenst.

Kunnen we het herstel bevorderen?

Het herstel van zo’n geblesseerde enkel gaat voor een deel vanzelf, ook als je niets doet! Maar rust in de eerste 2-3 dagen, in combinatie met een drukverband en het been hoog leggen, bevordert de genezing. Daarna is ‘gedoseerd bewegen’ met een tapebandage een veel gekozen behandelmethode. Soms wordt een (sport)fysiotherapeut ingeschakeld om de beweeglijkheid alsmede de spierkracht en -coördinatie te verbeteren.
Afhankelijk van de ernst van de enkelblessure, kan iemand na 1-6 weken meestal weer normaal lopen. Zodra het herstel zover is gevorderd dat actief sporten mogelijk is, bestaat de kans op een herhaling. Tenslotte vraagt korfbal om extreme bewegingen en onverwachte situaties.

Hoe voorkom je een herhaling van de enkelblessure?

Wist je dat bijna 40% van alle enkelverzwikkingen oud letsel aan dit gewricht betreft?
Een van de mogelijkheden om een herhaling te voorkomen is het optrainen van de enkel- en voetspieren. Een ander hulpmiddel is een preventieve enkeltape of enkelbrace.

Knie

Het kniegewricht wordt gevormd door drie botten en kan buigen, strekken en er zijn draaiingen mogelijk. De botten zijn het dijbeen, het scheenbeen en de knieschijf. Op de plaats waar de botten elkaar raken, zijn ze bekleed met kraakbeen.

Kraakbeen is een veerkrachtig weefsel, maar gevoelig voor beschadiging. Tussen dijbeen en scheenbeen zitten nog twee halve maantjes van kraakbeen, de buiten en de binnenmeniscus. Zij werken als schokbrekers en verbeteren het contact tussen dijbeen en scheenbeen. De botten worden op hun plaats gehouden door het gewrichtskapsel. Dit kapsel is op een aantal plaatsen versterkt met gewrichtsbanden. Binnenin de knie zitten twee heel belangrijke banden. Dit zijn de achterste en de voorste kruisband. De kruisbanden zorgen ervoor dat in elke stand van de knie, het onder en het bovenbeen op de juiste plaats ten opzichte van elkaar blijven. De banden en de meniscussen zorgen ervoor dat de bewegingen van de knie binnen bepaalde grenzen blijven. Dit doen zij samen met de omgevende spieren. Deze samenwerking maakt dat je bij het sporten niet steeds door de knieën zwikt. Een goede werking van de spieren is onmisbaar.

Knieblessures

In veel contactsporten loop je de kans om een knieblessure te krijgen. Zeker is dit het geval bij de voetbalsport; eigenlijk is een zware knieblessure de nachtmerrie van iedere (prof) voetballer. Door een ogenschijnlijk simpele verdraaiing kun je zo enkele maanden buitenspel staan. Afhankelijk van de richting van de verdraaiing en van de kracht waarmee het gebeurt, kunnen banden en/of meniscussen scheuren. Meestal draait het onderbeen dan naar buiten, terwijl de voet in de grond vast staat. De binnenste band, de binnenmeniscus en ook de voorste kruisband kunnen dan beschadigd raken. Bij een ernstig knieletsel treedt binnen enkele uren een forse zwelling van het gewricht op. Dit wijst op een bloeding in de knie. Het is een reden om binnen een aantal dagen een arts de blessure te laten beoordelen.

Een gescheurde voorste kruisband

Een gescheurde voorste kruisband zal nooit meer vastgroeien. De banddelen verschrompelen en na een aantal weken zijn ze verdwenen. Dit betekent dus dat de kruisband voortaan zal ontbreken. De knie zal speling overhouden. Dit kan zodanig zijn dat je steeds door de knie zwikt bij sport of zelfs in het dagelijks leven. De speling kan in 80% van de gevallen opgevangen worden door de spieren rond de knie. Deze zullen wel extra getraind moeten worden, eventueel onder begeleiding van een fysiotherapeut. Na 6 tot 10 weken kun jij je weer in het dagelijks leven redden. Het lukt helaas niet iedereen om via deze weg weer tot het oude sportniveau te komen. Er zijn dan verschillende overwegingen mogelijk, of stoppen met de voorheen beoefende sport of een minder kniebelastende sport gaan doen (bijvoorbeeld tennis, roeien, zwemmen, fietsen).

Een andere mogelijkheid is een operatie. Hierbij wordt een nieuwe kruisband in de knie gemaakt. De orthopeden in Nederland gebruiken hier meestal een stuk van de eigen kniepees voor. Het is echter een grote ingreep met enige dagen ziekenhuisverblijf. Na een aantal weken kan de intensieve revalidatie o.l.v. een fysiotherapeut beginnen. Van de operatie tot de eerste sportwedstrijd moet je gemiddeld op een jaar herstel rekenen.

Om tot een juiste behandeling te komen, moet er goed overlegd worden tussen de sporter en orthopeed én eventueel de sportarts. Zaken die meespelen in de beslissing zijn leeftijd, ambitie, niveau, aard van de blessure, beroep, motivatie voor revalidatie en andere. Het is uiteraard belangrijk om de voorste kruisband scheuring zoveel mogelijk te voorkomen. Een goede techniek staat bovenaan de lijst van preventieve maatregelen. Pas op wanneer je op een hoger of lager niveau dan je gewend bent meetraint. Wanneer je vermoeid bent, zoals aan het einde van een training, moet je ook voorzichtiger zijn. Een goede warming up zorgt onder andere voor een betere coördinatie van de spieren en voorkomt blessures. Wanneer je een knieblessure oploopt, laat dan door een deskundige vaststellen wat er aan de hand is. Laat de blessure niet verergeren en revalideer goed voordat je het veld weer opgaat.

Meniscusletsel

Een verdraaiing van de knie is de meest voorkomende oorzaak van meniscusletsel. Bijvoorbeeld wanneer de voetballer met de noppen vast in het veld staat en een draaibeweging maakt in de knie. Afhankelijk van de richting van de verdraaiing en van de kracht waarmee het gebeurt, kan de binnen of buiten meniscus scheuren. Bij dit knieletsel treedt binnen enkele uren een forse zwelling van het gewricht op. Dit wijst op een bloeding in de knie. Dit is altijd een reden om een arts de blessure te laten beoordelen.

Bij een kleine beschadiging zal deze zich vanzelf herstellen, maar bij een grotere scheur zal operatief ingrijpen (kijkoperatie of arthroscopie) onvermijdelijk zijn. Hierbij kan in de knie gekeken worden en gelijk de meniscus behandeld worden (gedeeltelijk wegknippen of hechten). Bij deze vaak korte ingreep kan op verzoek ook meegekeken worden of kunnen de operatiebeelden op video gezet worden. Na deze ingreep kan vrij snel met de revalidatie begonnen worden meestal onder begeleiding van een fysiotherapeut. Na 4 tot 6 weken kun je vaak weer sporten, waarbij ook voetbal nog steeds mogelijk is. Wel moet je bedenken dat de knie een zwakke plek zal blijven en dat er een iets hoger risico is om weer een stukje meniscus af te scheuren.

Het is uiteraard belangrijk om de meniscusscheuring zoveel mogelijk te voorkomen. Een goede techniek staat boven aan de lijst van preventieve maatregelen. Wanneer je vermoeid bent - zoals aan het einde van een training - moet je ook voorzichtiger zijn. Een goede warming up zorgt onder andere voor een betere coördinatie van de spieren en voorkomt blessures. Wanneer je een knieblessure oploopt, laat dan door een deskundige (sportarts, orthopeed, fysiotherapeut) vaststellen wat er aan de hand is. Laat de blessure niet verergeren en revalideer goed voordat je het veld weer opgaat.

Meer over knieblessures en oefeningen

Sporthervatting kan pas plaatsvinden na zo'n 6 weken. Er mag dan geen pijn bij het aanspannen van de spier en / of bij het rekken van de spier zijn. De spanning in de spier mag niet hoger zijn dan in de andere kuit en de bewegelijkheid van het aangedane been moet gelijk zijn aan die van het gezonde been.
Pijn die lang aanhoudt en ook na ontspanning blijft bestaan moet worden vermeden. Te snelle sporthervatting geeft bij dit soort spierblessures een zéér grote kans op herhalingen. De trainingsopbouw bestaat volgordelijk uit:

  1. Fietsen (voordat looptraining mogelijk is).
  2. Rechtuit lopen.
  3. Lopen met lichte versnellingen, die in de loop van de tijd naar maximaal gaan.
  4. Lopen met variatie in de bewegingsrichting, voor- achter- en zijwaarts, je kan hier al rustig met een bal naar elkaar overwerpen.
  5. Trainingsvormen waarbij de explosiviteit in de oefeningen langzaam toeneemt.
  6. Doorloopballen in een rustig tempo naar doorloopballen op maximale snelheid.
  7. Schieten van korte afstand naar maximale afstand.
  8. Oefeningen met een tegenstander.
  9. Partijvormen.
  10. Wedstrijd, niet meteen op maximaal niveau en de volle speeltijd.

De hierboven genoemde stappen doorloop je niet binnen één training. Na elke stap moet je eerst de reactie afwachten. Hierbij moet je letten op pijn en startstijfheid. Na elke training moet je voldoende hersteltijd in acht nemen. Voordat je bij een volgende training een stap verder kunt gaan. Een sportfysiotherapeut kan dit proces zo optimaal mogelijk laten verlopen maar niet versnellen.

Knieblessures voorkomen

Om (herhaling van) knieblessures te voorkomen is het handig om te weten welke oorzaken eraan ten grondslag kunnen liggen. Mogelijke oorzaken:

  • Onvoldoende bewegelijkheid in de knie, enkel en of voorvoet.
  • Algemeen verlaagde belastbaarheid door bijvoorbeeld oververmoeidheid, ziekte of een te hoog prestatie niveau.
  • Onvoldoende warming-up.
  • Onvoldoende alertheid tijdens het sportmoment. 

Achillespeesblessures

De achillespeesblessure krijg je na overbelasting, tussen je hielbeen tot ongeveer 10 centimeter erboven. In:

1. de aanhechting van de pees op de hiel
2. de pees met het omringende weefsel
3. de slijmbeurs in de diepte aan de voorzijde van de pees

Een achillespeesontsteking komt veel voor in sporten waarbij veel explosieve- en sprongbewegingen voorkomen, zoals bij korfbal. De achillespeesontsteking ontstaat meestal niet acuut, maar de sporter heeft vaak al langer last van deze klacht die in ernst toeneemt.
Als je doortraint, riskeer je geleidelijke verergering en een steeds moeilijker herstel. De pijn is in te delen in 5 stadia:

  1. Pijn na langdurige inspanning, die na enige uren spontaan weer verdwijnt.
  2. Pijn die tijdens de warming-up opkomt, tijdens de inspanning afneemt, en pas daarna weer terugkomt.
  3. Pijn tijdens én vlak na de inspanning en ‘s nachts. De pijn verdwijnt pas na langdurige rust.
  4. Hetzelfde als punt 3, inclusief prestatievermindering.
  5. Constante pijn die niet meer verdwijnt, ook niet na langdurige rust.

Naast de bovenstaande klachten is er ook sprake van een pijnlijke en gezwollen achillespees en rekpijn. Ook deze klachten verergeren naarmate de klacht langer duurt. Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor het ontstaan van een achillespeesontsteking, vaak hebben die met elkaar te maken. Zoals gezegd is de achillespeesontsteking een overbelastingsklacht, dus mogelijke oorzaken kunnen liggen in:

  • Een te snelle opbouw van training, bijvoorbeeld aan het begin van het trainings-seizoen of na een blessure of ziekte.
  • De achillespees heeft te weinig kracht om de (verhoogde) belasting aan te kunnen.
  • Verandering van de bodem waarop men traint.
  • Slechte schoenen met te weinig steun of een verkeerde voetbelasting.

Herstel van de achillespees blessure

Verminderen van de training ( vooral ontlasten van de achillespees), is een eerste vereiste voor genezing. Onder begeleiding van de sportfysiotherapeut kan de sporter een trainingsprogramma volgen waardoor de kuitmusculatuur wordt versterkt en de achillespees wordt ontlast. Daarbij horen ook voorzichtige rekkingsoefeningen voor de kuit en pees en uiteindelijk coördinatie oefeningen, gericht op de specifieke tak van sport.
Als er sprake is van een verkeerde voetbelasting dan kan het looppatroon worden verbeterd, eventueel in combinatie met een inlegzool. Soms kunnen er behandelingen nodig zijn die ervoor zorgen dat de ontstekingsreactie vermindert, hierbij kan men denken aan het inbrengen van medicijnen met stroomvormen. Ook kan het nodig zijn dat de sportfysiotherapeut de beweeglijkheid van de enkel mobiliseert.
Zelfs een probleem in de rug kan leiden tot achillespeesontsteking, hierbij staat dan eerst de behandeling van de rug centraal. Deskundige hulp van de sportfysiotherapeut is hier dus ook noodzakelijk. Maar ook voor deze klacht geldt: "voorkomen is beter dan genezen" en daarom moet men altijd zorgen voor een goede warming-up en cooling-down met rekkingsoefeningen.
Zorg verder voor een geleidelijke trainingsopbouw, zeker na een rustperiode of blessure. Indien mogelijk moet men altijd proberen te trainen op een niet te harde ondergrond en te zorgen voor goede schoenen met voldoende steun.

Wat te doen met een achillespees blessure

Het is voor je eigen herstel van belang dat je een sport- of huisarts bezoekt voor een juiste diagnose. Bij en sportmedische Adviescentrum (SMA) of een Sport Geneeskundige Afdeling (SGA) van ziekenhuizen kan je terecht voor een consult, advies, diagnose en een sportkeuring. 

Zoek een sportarts in je buurt

Vingerblessures

De vinger is een belangrijk onderdeel van de hand en heeft bij het vangen, gooien en schieten een sturende functie. De vingers hebben in tegenstelling tot de duim 3 vingerkootjes/ gewrichtjes. De bewegingen hebben als voornaamste functie buigen en strekken en spreiden en sluiten.

Wat is een vingerverstuiking?

Een verstuiking van een vinger komt bij korfbal veel voor. Doordat een vinger te ver in een bepaalde richting is bewogen zijn de gewrichtsbanden van de vinger beschadigd. In de meeste gevallen zijn ook de spieren en bloedvaatjes beschadigd.Er treedt zwelling op en door de bloeduitstorting wordt de vinger ook vaak blauw. Door de zwelling kan de vinger niet meer goed worden gebogen en gestrekt en is er pijn ter plaatse van het beschadigde bandje.Bij een verstuiking is de beweeglijkheid van de vinger niet toegenomen en er treedt felle pijn op bij het rekken van het beschadigde bandje.Bij een totale afscheuring van de band is de beweeglijkheid wel toegenomen maar kan de pijn meevallen.

Herstel vinger bevorderen

Een veel gebruikte behandelmethode gedurende de eerste uren is koelen. Het koelen helpt de zwelling te voorkomen. Insmeren met arniflor-gelei kan ook een bijdrage leveren aan het voorkomen van de zwelling. Buiten de sportsituatie kan men het buigen en strekken oefenen, op geleide van de pijn. Dit kan al na 24 uur. Na 48 uur kan er ook met een spons in warm water worden geoefend waarbij je rustige knijpbewegingen maakt om de vinger soepeler te maken. Dit kan driemaal daags. Om het gewricht te beschermen tegen hernieuwde verstuikingen kan de vinger tijdens het sporten een aantal weken getapet of gespalkt worden.

Ander letsel: Vinger uit de kom

Bij het korfballen komt de blessure 'vinger uit de kom' nog al eens voor. Een van de vingergewrichtjes is hierbij uit zijn verband, waardoor het vingerkootje in een abnormale stand staat. Vaak is het mogelijk de vinger in het normale verband te brengen door er in de lengterichting aan te trekken. Dit gaat gemakkelijk en zonder veel pijn. Als het met twee maal proberen niet lukt is het verstandig een arts om hulp te vragen. Deze zal dan vaak een röntgenfoto laten maken om te kijken of een breuk is. Daarna moet het gewricht worden gekoeld gedurende ongeveer 15 minuten. Een ijsmassage van ongeveer 5 minuten is ook een goede methode, mits de pijn het toelaat. Het beschadigde gewricht is, als het weer op zijn plaats staat, dik door de bloeduitstorting. Er is drukpijn waar het gewrichtskapsel is beschadigd. De eerste maanden zal de vinger in risicovolle situaties moeten worden beschermd door de vinger te tapen of te spalken. Het kan nog maanden duren voordat de pijn bij buigen volledig is verdwenen.

Andere voorkomende blessures bij korfbal

Scheenbeenirritatie (Shin-splint)

Scheenbeenirritatie (of “shin-splints", “beenvliesontsteking”, “springschenen” of “tibiaal stress syndroom”) is een veel voorkomende overbelastingsblessure. Het is een irritatie van de botvlies-peesovergang van de voetbuigspieren die zich kenmerkt door pijn en stijfheid. De pijn is te voelen aan de binnenkant van het onderbeen op de achterrand van het scheenbeen.

De pijnklachten kunnen worden ingedeeld in 5 stadia:

  1. Lichte pijn en stijfheid na sportbelasting.
  2. Startpijn bij sportbelasting, verdwijnt tijdens de warming-up. Na het sporten keren pijn en stijfheid weer terug en blijven langer aanwezig. Ook de volgende ochtend nog last van stijfheid.
  3. Pijn tijdens de sportbelasting, maar ook erna en 's nachts. Pas na langdurige rust verdwijnt de pijn.
  4. Dezelfde pijn als in stadium 3, de pijn heeft in dit stadium een negatieve invloed op de prestatie.
  5. Continue pijn. De pijn verdwijnt niet, ook niet na langdurige rust.

Scheenbeenirritatie gaat vaak samen met een zwelling die een 'putje' achterlaat in de huid als je er een paar tellen op duwt.

Oorzaken scheenbeenirritatie

Scheenbeenirritatie wordt veroorzaakt door een overbelasting van de buigspieren van voet en tenen. Deze spieren spelen een belangrijke rol bij de balans van het lichaam op de voeten. De overbelasting wordt meestal veroorzaakt door een aantal factoren tegelijk:

In een korte tijd te veel, te vaak en te snel lopen en springen. Oppassen dus aan het begin van het seizoen of na een blessureperiode. Bouw de intensiteit van de sportinspanning rustig op.
Lopen op een hard kunstgrasveld in combinatie met slecht schokabsorberend en ondersteunend schoeisel.
Aanleg, bijvoorbeeld beenlengteverschil, (kleine) standafwijkingen van de voeten (knikplatvoeten, holvoeten). Gelukkig kunnen deze vaak gecorrigeerd worden door goede schoenen en/of inlegzolen.
Een onevenwichtige spieropbouw, disbalans tussen de buig- en de strekspieren van de voet.
Spierverkortingen, vooral van de kuitspieren.

Scheenbeenirritatie voorkomen

Een goede getraindheid en een uitgebreide warming-up verkleinen de kans op scheenbeenirritatie. Je bereidt je spieren en de rest van je lichaam voor op wat er gaat komen. Je sluit het sporten vanzelfsprekend af met een cooling-down.

Geschikte sportschoenen verkleinen de kans op scheenbeenirritatie. 
Soms heeft je lichaam bepaalde tekortkomingen (denk aan beenlengteverschil) die een blessure kunnen veroorzaken. Zorg dat je tijdig deze tekortkomingen corrigeert, dan bespaar je jezelf onnodig leed.

Zweepslag

De zweepslag dankt zijn naam aan de plotselinge felle pijnscheut die optreedt tijdens het moment van ontstaan. Een zweepslag kan een kleine verrekking tot een totale scheur van de spier inhouden. Een zweepslag kan in alle spieren optreden maar komt het meeste in de kuit en bovenbeenspieren voor. De scheur zit meestal op de overgang van spier- naar peesweefsel.

Zweepslag: wat voel en ervaar je?

Tijdens de activiteit voelt de sporter een plotselinge felle pijnscheut in de kuit alsof er een hard voorwerp tegen zijn kuit wordt gegooid, daarna is het meestal onmogelijk om door te sporten of zelfs om op het desbetreffende been te staan. Behalve pijn treedt er zwelling, een niet altijd zichtbare blauwe plek en functieverlies van de aangedane spier op. Som treedt blauwverkleuring van de huid op, op een andere plaats dan waar de zweepslag is ontstaan.

Wat te doen bij een zweepslag

In de eerste 48 uur treedt er altijd een ontsteking op. Deze ontsteking is voor het lichaam noodzakelijk om het wondgenezingsproces op gang te brengen. Om dit proces optimaal te laten verlopen pas je voor het aangedane been de I.C.E (ook wel RICE) regel toe. Dit is een uit het Engels afkomstige afkorting, die staat voor (rest (rust)), ice (ijs), compression (kompressie of druk) en elevation (heffen). In het Nederlands betekent dit het volgende:

  • IJs; koelen door middel van bijvoorbeeld een ijspakking (enkele keren per dag gedurende 10 – 15 minuten);
  • Compressie en immobilisatie, evt. met behulp van een bandage. De compressie gaat de bloeding tegen en geeft verminderde trekbelasting op de spiervezels waardoor je minder pijn ervaart. Hier moet je mee oppassen want pijn heeft bij dit soort blessures een belangrijke signaal functie.
  • Rust, het been omhoog (= elevatie of heffen) met de voet in een functionele uitgangshouding; dit is 90º t.o.v. het onderbeen, als de pijn dit toelaat en met een licht gebogen knie.

Na de eerste 48 uur kun je beginnen met het functionele herstel binnen de pijngrens. In deze fase van het herstel, die ± 2 tot 21 dagen duurt, wordt nieuw weefsel gevormd. Een snelle hervatting van het normale bewegingsproces is bevorderlijk voor een optimaal herstelproces. In de praktijk houdt dit het volgende in:

  • De spier mag heel rustig, zonder pijn, aangespannen worden. Dit geschiedt met weinig weerstand en veel herhalingen.
  • De spier mag heel rustig, binnen de pijngrens, gerekt worden, totdat in de loop van 3 weken de normale lengte bereikt is.
  • Een correcte goed gecoördineerde uitvoering van de oefeningen (en het lopen) is belangrijk.
  • Eventueel kan een goed gecoördineerd looppatroon bevorderd worden door een bandage of een kleine hakverhoging (in dat geval dienen links en rechts altijd tegelijkertijd te worden verhoogd).
  • In de derde week is een lichte terugval te verwachten door optredende toegenomen spanning.

Wanneer kun je weer trainen na een zweepslag?

Na 3 weken is de trekkracht van het nieuwe weefsel voldoende om duurtraining te ondergaan. Het nieuw gevormde weefsel gaat zich aanpassen aan de belastingen die er van gevraagd worden. Dat wil zeggen dat de volgende aspecten getraind moeten worden:

  • Spieruithoudingsvermogen,veel herhalingen en veel series.
  • Spierkracht van lage belasting naar hoge belasting, van langzaam naar explosief, van ‘concentrisch naar excentrisch’ en van eenvoudige naar complexe bewegingen.
  • Coördinatie.
  • Snelheid.
  • Lenigheid, spierlengte maar ook de bewegelijkheid van de gewrichten van de enkel de knie en de voorvoet.

Sporthervatting kan pas plaatsvinden na zo'n 6 weken. Er mag dan geen pijn bij het aanspannen van de spier en / of bij het rekken van de spier zijn. De spanning in de spier mag niet hoger zijn dan in de andere kuit en de bewegelijkheid van het aangedane been moet gelijk zijn aan die van het gezonde been.
Pijn die lang aanhoudt en ook na ontspanning blijft bestaan moet worden vermeden. Te snelle sporthervatting geeft bij dit soort spierblessures een zéér grote kans op herhalingen. De trainingsopbouw bestaat volgordelijk uit:

  1. Fietsen (voordat looptraining mogelijk is).
  2. Rechtuit lopen.
  3. Lopen met lichte versnellingen, die in de loop van de tijd naar maximaal gaan.
  4. Lopen met variatie in de bewegingsrichting, voor- achter- en zijwaarts, je kan hier al rustig met een bal naar elkaar overwerpen.
  5. Trainingsvormen waarbij de explosiviteit in de oefeningen langzaam toeneemt.
  6. Doorloopballen in een rustig tempo naar doorloopballen op maximale snelheid.
  7. Schieten van korte afstand naar maximale afstand.
  8. Oefeningen met een tegenstander.
  9. Partijvormen.
  10. Wedstrijd, niet meteen op maximaal niveau en de volle speeltijd.

De hierboven genoemde stappen doorloop je niet binnen één training. Na elke stap moet je eerst de reactie afwachten. Hierbij moet je letten op pijn en startstijfheid. Na elke training moet je voldoende hersteltijd in acht nemen. Voordat je bij een volgende training een stap verder kunt gaan. Een sportfysiotherapeut kan dit proces zo optimaal mogelijk laten verlopen maar niet versnellen.

Zweepslag voorkomen

Om (herhaling van) dit soort blessures te voorkomen is het handig om te weten welke oorzaken eraan ten grondslag kunnen liggen. Mogelijke oorzaken:

  • Onvoldoende bewegelijkheid in de knie, enkel en of voorvoet.
  • Algemeen verlaagde belastbaarheid door bijvoorbeeld oververmoeidheid, ziekte of een te hoog prestatie niveau.
  • Onvoldoende warming-up.
  • Onvoldoende alertheid tijdens het sportmoment.

Duimblessures

De duim is een belangrijk onderdeel van de hand en heeft een bijzondere functie tijdens korfbal in het sturen van de bewegingen zowel bij het vangen, gooien en schieten van een bal. Het duimgewricht staat deels naast en tegenover de andere handbeentjes en heeft een uitzonderlijke beweeglijkheid. De duim heeft twee kootjes, net als de grote teen, terwijl de andere vingers drie kootjes hebben en door de vorm van de hand meer met elkaar verbonden zijn. De duim staat reeds met haar middenhandsbotje in een andere lijn dan de andere middenhandsbotjes. Hierdoor is de hand in staat om de grijpfunctie te verbeteren.

Duimverstuiking

Door deze afwijkende stand kan de duim door inwerkend geweld van de andere vingers af worden bewogen, waardoor de gewrichtsband tussen duim en middenhandsbotje aan de kant van de 2e (wijs-) vinger beschadigd kan raken. Dit letsel is vooral bekend bij skiën, maar ook korfbalspelers kennen deze duimblessure. Een verkeerde vangtechniek of het haken van de duim aan een tegenstander kan dit soort letsel veroorzaken. Er ontstaat pijn, zwelling en bewegingsbeperking rond het duimgewricht. Vooral bewegingen in dit gewricht zijn pijnlijk. Er ontstaat een bloeduitstorting en een zwelling van de duimmuis. Bij rek van het bandje is er meestal forse pijn zonder duidelijke instabiliteit van dit gewricht. Bij een inscheuring neemt de pijn en zwelling toe en is er bij zorgvuldig onderzoek een vermeerderde beweeglijkheid aanwezig. Bij een totale bandafscheuring kan de pijn meevallen, omdat er geen spanning meer op de beschadigde band staat. De bewegingsmogelijkheid van de duim is dan sterk toegenomen.

Wat te doen bij een duimverstuiking

Wanneer een duimverstuiking optreedt, moet na onderzoek van de ernst van het letsel, direct een behandeling met koude rond het gewricht worden ingesteld met daarbij een mitella om zo het hooghouden van de duim makkelijk mogelijk te maken. Het onderzoek door een arts is gericht op de eventuele aanwezigheid van een breuk in een der botten van de duim of een totaal bandletsel van het gewricht (luxatie of subluxatie). Afhankelijk van de mate van kapsel-bandscheuring zal er een rustpauze moeten worden ingelast. In ernstige gevallen, waarbij het gewrichtbandje totaal gescheurd is, zal een gipsverband en soms zelfs een operatieve hechting nodig zijn. De stabiliteit van het duimgewricht is heel belangrijk, omdat dit gewricht door de functie van de duim in het dagelijkse leven en bij sporten steeds weer gerekt wordt. Wanneer de ernst van het letsel meevalt zal de behandeling bestaan uit het geleidelijk weer gaan bewegen van de duim, zowel als vinger zelf als de beweging ten opzichte van de rest van de hand. Bescherming van de duim door een fixerende tape of zwachtel hindert wel in de normale bewegingen, maar maakt de kans op een snelle herhaling van de blessure aanmerkelijk kleiner. Zelfs bij een goede, nagenoeg pijnloze bewegingsmogelijkheid moet bedacht worden dat de bandjes van het duimgewricht snel weer beschadigd kunnen raken. Een fixatietape rond de duim tot aan de pols met een geringe bewegingsbeperking van het duimgewricht naar buiten door deze tape kan het beste nog enige maanden worden gebruikt. Het is namelijk niet goed mogelijk om het minder stabiele gewricht door spiertraining weer op peil te brengen!

Ander letsel aan de duim

Behalve een duimverstuiking kan er ook sprake zijn van een botletsel van de duim of middenhandsbotjes of een scheur in het gewricht zelf. Bij een val op de duim en pols kan er ook nog een breuk in het zogeheten scheepvormig bot (os scaphoid) optreden. Dit soort breuken bevinden zich dichter bij de pols, maar zijn berucht om het slechte herstel door de slechte bloedvoorziening van dit botje bij een breuk. Breuken van het eindgewricht van de duim genezen sneller en zijn vergelijkbaar met letsels van de andere gewrichten.

Door de afwijkende stand en functie van de duim leidt een band- of botletsel van de duim eerder tot langdurige onderbreking van de korfbalsport dan bij vingerletsels. Een goede diagnose en zorgvuldige behandeling is noodzakelijk om weer op een normale functie van de duim bij het schieten, gooien en vangen van een bal te kunnen rekenen.

Schouderblessures

De schouder is een veel voorkomend probleemgebied in de sport. De gewrichtskom omvat de gewrichtskop slechts beperkt, waardoor de schouder een erg mobiel gewricht is. Alle stabiliteit wordt gegeven door het gewrichtskapsel en de spieren van de schoudergordel. Bij frequente bewegingen van de schouder boven het hoofd kan dit systeem dan ook chronisch overbelast raken en kunnen er blessures ontstaan.

Een gebroken sleutelbeen

Een gebroken sleutelbeen (clavicula) is vaak het gevolg van een val op de schouder of het sleutelbeen. Er ontstaat direct pijn met een vreemde stand van het sleutelbeen. De behandeling bestaat uit het nemen van rust door de aangedane arm enige tijd in een mitella te dragen.

Meer over een gebroken sleutelbeen

Schouder uit de kom/ontwrichting

Het uit de kom schieten is serieuze en pijnlijke aangelegenheid en komt vaak door valpartijen op de schouder bij bijvoorbeeld judo. Er kan een beschadiging van een pees, spier of zenuw ontstaan en het gewrichtskapsel wordt opgerekt, waardoor chronische instabiliteit van de schouder kan ontstaan. Het is belangrijk de schouder zo snel mogelijk weer te laten zetten, meestal gebeurt dit in het ziekenhuis m.b.v. pijnbestrijding. Het is belangrijk dat er goed gekeken wordt naar de bloedvoorziening van je arm en de functie van de armzenuwen, omdat deze structuren zich dicht bij het beschadigde schoudergewricht bevinden.

Voorkomen van schouderontwrichtingen

Schouderontwrichtingen worden meestal door vallen of door een draai-hefbeweging veroorzaakt. Vooral werpbewegingen, of het naar achter gooien van je bovenarm zijn berucht. Een verbetering van gooitechniek en beperkingen in bewegingen kan de kans op dit soort letsels verminderen. Vooral een voorzichtige opbouw van je schouderspierkracht (rotatoren) is belangrijk (zie oefeningen schouderspieren).

Wanneer je schouder herhaaldelijk uit de kom raakt, vermindert de pijn bij de ontwrichting en wordt het gemakkelijker de bovenarm weer in de schouderkom te krijgen. Een lange rustperiode na een herhaalde ontwrichting heeft geen zin meer. Je kunt beter de bewegingen die tot de ontwrichting leiden voorkomen, of je schouder laten opereren. Deze operatie versterkt het kapsel, maar geeft vaak wel enige beperking in de eindbewegingen van de schouder (heffen, naar achteren bewegen en naar buiten draaien van de bovenarm). Ook na deze operatie heb je tijd nodig voor de genezing en de opbouw van de kracht en beweeglijkheid van je schouder.

Chronisch spier/peesletsel en ontstekingen

Chronisch spier/pees letsel is het meestvoorkomende schouderletsel door sport. Het onstaat voornamelijk door het veelvuldig maken van een bovenhandse beweging. Racketsporten en werpsporten worden hier veel mee geassocieerd, maar ook zwemmers kampen veel met schouderblessures, met name bij de onderdelen vrije slag en vlinderslag. Een schouderontsteking kan ook nog wel eens ontstaan als je op je arm valt. Als het kapsel en de banden van je schoudergewricht opgerekt worden, kan een instabiele schouder ontstaan, met als mogelijk gevolg een schouderpeesontsteking. Met name voor keepers is dit een mogelijk scenario.

De bovendoorn spier (supraspinatus) is met name de spier die de arm opheft en draait. Deze spier raakt bij deze regelmatig terugkerende bewegingen snel geïrriteerd. Omdat de bovendoorn spier echter door de vorm van het schoudergewricht niet veel ruimte heeft, zal deze klem komen te zitten. Kenmerkend voor deze blessure is een pijnlijk traject tijdens het heffen. Deze klachten zijn vaak hardnekkig, omdat de pijnlijke spier in het dagelijks gebruik steeds weer geïrriteerd wordt. Daarom is het zeker nodig om tijdelijk de sportactiviteiten te staken en ook de irriterende bewegingen (zoals boven het hoofd werken) zoveel mogelijk te vermijden. Naast het nemen van rust kan ook de fysiotherapeut oefeningen doen of een aantal technieken toepassen om de klachten te verhelpen. In een enkel geval is het nodig om een ontstekingsremmende injectie toe te dienen in de schouder.

Peesontstekingpijn delen we in naar toenemende ernst:

Fase 1: Alleen pijn na het sporten.
Fase 2: Ook pijn als je begint met sporten.
Fase 3: Ook pijn tijdens het sporten.
Fase 4: Zelfs pijn in rust.

Oorzaken peesontsteking

Een peesontsteking in je bovendoornspier (supraspinatus) ontstaat als gevolg van bovenhandse bewegingen, zoals borstcrawl en smashen bij racketsporten en volleybal.

De pees van deze spier wordt gemangeld tussen het schouderblad en de kop van de bovenarm, waardoor hij dikker wordt. Hierdoor neemt de ruimte voor de pees nog verder af, en ontstaat vooral bij zijdelingse hefbewegingen pijn en onmacht om deze bewegingen uit te kunnen voeren. Het begin van de hefbeweging is nog wel mogelijk, omdat dit door de monnikskapspier (deltoideus) wordt gedaan.

Op oudere leeftijd komt deze peesontsteking vaker voor omdat door de veroudering en het gebruik de pees slechter van kwaliteit wordt. Een matige slagtechniek of juist intensiever trainen en met meer kracht slaan, maken de kans op een peesontsteking groter.
Ook ontstekingen van de bicepspees, aan de voorzijde van je schoudergewricht of de infraspinatuspees, aan de achterzijde van de bovenarmkop komen bij sporters voor. Overbelasting van deze spieren, door smashen en werpen, zijn ook hierbij de oorzaak van de ontstekingsreactie van de pezen.

Voorkomen peesontsteking

Goede slagtechniek, goede conditie en een rustige opbouw van de trainingsintensiteit zijn belangrijk om nieuwe klachten te voorkomen.

Ook is het belangrijk om een warming up voor de training of wedstrijd en een cooling down na de training of wedstrijd te doen. Kijk op www.voorkomblessures.nl voor een goede warming up.
Ook als je geen blessure hebt, is het soms prettig om bepaalde spieren of spiergroepen te versterken. In een trainingsprogramma met als einddoel de spieren te versterken, mag de belasting tijdens de oefeningen hoger zijn dan wanneer je een herstelprogramma doet.

Slijmbeursirritatie

Er zijn veel sporters, die een ontsteking oplopen door het inklemmen van de slijmbeurs onder het afdakje (acromion) van het schouderblad en de kop van de schouder; soms na een val, soms na statische belastingen (computer) en bij sporters tussen de 20 en 50 jaar vaak door een te ruime beweeglijkheid van het schoudergewricht met onvoldoende schoudercontrole.
De inklemming van de slijmbeurs vindt plaats door het 'rijden' van de schouderkop tegen het afdakje door een te grote niet gecontroleerde speling in het gewricht. Pijnstillers en injecties zijn soms een verademing voor de pijn of om weer te kunnen slapen. Oplossen van de oorzaak is echter het stabiliseren van de schouder door gerichte oefentherapie. In sommige gevallen zal de behandelaar zelfs vanaf de basis moeten beginnen.

Liesblessures

De liesblessure zegt eigenlijk alleen dat je liespijn hebt. Dat kan door een blessure van de aanvoerende spiergroepen zijn, maar ook door een liesbreuk of door een scheuring van een van de spieren in de liesregio. Meestal gaat het om een chronische blessure aan de binnenkant van je lies, waar de aanvoerende beenspieren zitten. De eigenlijke blessure bevindt zich in de spierpeesaanhechting en/ of de spierbuik. Het doet pijn als je begint te sporten, de pijn neemt af na de warming-up en komt weer op na afloop van het sporten.
Een liesblessure is vaak een gecompliceerde blessure omdat er in de liesstreek veel spieren/pezen zitten die een rol spelen bij de blessure. Op het plaatje hieronder is dat duidelijk te zien.

Oorzaak liesblessure

Liesblessures kunnen vele oorzaken hebben. Vaak betreft het een overbelastingsklacht van de spieren en pezen die aanhechten in de lies, die kan leiden tot een ontstekingsreactie (tendinitis). Maar ook een gehele of gedeeltelijke spierscheur (ruptuur) kan leiden tot klachten in de lies.

De spiergroepen die de oorzaak zijn van deze klachten zijn:

1. De spieren die het been naar binnen bewegen (adductoren)
2. De spieren die de heup buigen (iliopsoas en rectus femoris)
3. De rechte en schuine buikspieren

Een chronische liesblessure ontstaat in de regel door overbelasting. Oorzaken van overbelasting zijn:

  • te snel teveel belasten
  • eenzijdige bewegingen
  • grote en langdurige belastingen
  • regelmatig wegglijden bij een zijwaartse beweging
  • combinatie van sport en (zwaar) werk

Overbelastingsblessures komen vaak voor bij teamsporten zoals voetbal en hockey, maar ook atletiek (lange afstand lopen, hordenlopen, hoogspringen) en schaatsen zijn takken van sport waar relatief veel liesblessures voorkomen.
Liesklachten die het gevolg zijn van overbelasting komen voor in verschillende gradaties:

Graad 1: Pijn treedt op na sportbeoefening, startpijn/ stijfheid ’s ochtends.
Graad 2: Pijn bij warming-up en in verloop van sportbeoefening
Graad 3: Pijn is voortdurend aanwezig tijdens sportbeoefening
Graad 4: De pijn is in het dagelijks leven voortdurend aanwezig.

Behandeling lies blessure

De eerste maatregel die genomen wordt is het verminderen van de trainingsbelasting; de mate waarin dit gebeurt is afhankelijk van de ernst van het letsel. De sportfysiotherapeut kan helpen met het opstellen van een gedoseerd trainingsprogramma en de aandoening behandelen met diepe dwarse fricties. Ook het rekken van de spieren in de lies en het versterken van de buikspieren maken deel uit van de behandeling. Het opbouwen van de kracht en sportspecifieke oefeningen is in een later stadium van de behandeling aan de orde.
Wanneer de liesklachten het gevolg zijn van een ruptuur, ligt de oorzaak in een plotselinge beweging zoals een sliding of draaibeweging bij voetbal. Hierbij voelt de sporter een plotselinge pijnscheut in de lies, waarna er stekende pijn in combinatie met zwelling en verkleuring optreedt. Na de eerste noodzakelijke hulp (ijs en totale rust), is voor een goed herstel weer de hulp van een sportfysiotherapeut noodzakelijk. Naast het voorzichtig rekken van de spier en behandelen met diepe dwarse fricties, wordt er begonnen met een oefenprogramma voor het spierherstel, waarbij een goede opbouw uiteraard belangrijk is.
De sportfysiotherapeut kan ook adviseren in het nemen van preventieve maatregelen.

Botbreuk

Drukpijn in de lengterichting van de vinger en/of drukpijn om het bot in de vinger wijst op een botbreuk. In dit geval moet er een arts geraadpleegd worden. De vinger wordt dan gedurende 3-6 weken vastgezet in een spalk. Ook dan duurt het meestal maanden voordat het gewricht weer volledig pijnvrij is.

15816-Push-sports-Korfbal-Banner-Sportzorg-400x600-Duimbrace_v6.jpg

Zoek een sportzorgprofessional